other languages

Italiano

Nella prima metà degli anni ’30 il costruttore francese Amilcar commissionò al rinomato artista ed illustratore Géo Ham di disegnare una nuova roadster. Ham, all’epoca Trentaquattrenne, era conosciuto per le sue illustrazioni che ritraevano automobili ed aeroplani. All’artista venne commissionata la realizzazione di una vettura che doveva avere un design ed un fascino irresistibile per l’alta borghesia.

La nuova roadster era basata sul modello G36 “Pegasé” presentata nel 1935. L’Auto montava un propulsore Quattro cilindri d’origine Delahaye, il quale fu soggetto a numerose modifiche. Nuovi blocchi cilindri, l’installazione di valvole con diametro maggiore e una circolazione dell’olio con pressione più elevata hanno consentito una potenza di 75 Cavalli, circa 25 CV in rispetto al motore installato sulla G36 Pegasé di serie. Ma queste prestazioni non furono superlative per i clienti dalle tasche piene, che erano disposti a spendere considerevoli somme di denaro per un’automobile di lusso anche durante la metà degli anni ’30, se le prestazioni non proprio eccelse furono la ragione per cui l’autovettura non ebbe successo non ci è dato saperlo, dato che molte informazioni sono andate perdute nel corso nel tempo. Non è nemmeno certo il numero di esemplari prodotti negli stabilimenti parigini della Amilcar. Il design di Géo Ham è stato realizzato assieme alla rinomata carrozzeria Figoni & Falaschi. I parafanghi posteriori, grandi e autoportanti rappresentavano il gusto estetico dell’artista Francese. Altre finezze degne di nota erano le barre paraurti, leggermente curve e sottili, I passi cromati e le due piccole luci posteriori sporgenti simili ad un dito. Assieme al lungo cofano anteriore e la parte posteriore piatta e allungata, l’auto aveva una linea uniforme e lineare.

Nel 1940, La Amilcar, fondata nel 1921 da Joseph Lamy ed Emile Akar, cessò la produzione di automobili.

Nederlands

In de eerste helft van de jaren dertig kreeg de bekende schilder en illustrator Géo Ham van de Franse automobielfabriek Amilcar de opdracht het silhouet van een nieuwe roadster op papier te zetten. De 34-jarige Fransman was weliswaar door zijn geïllustreerde vliegtuig- en automobielontwerpen al zeer bekend geworden, maar deze nieuwe opdracht bood hem de nauwelijks te weerstane kans een echte auto voor de upper-class vorm te geven.

De roadster werd gebouwd op basis van de in 1935 gepresenteerde G36 Pégase. De viercilinder bovenklepper, die van Delahaye kwam, werd flink onder handen genomen met het doel het vermogen op te voeren. Nieuw gegoten cilinderblokken, de inbouw van ventielen met een grotere diameter en een oliesysteem onder hogere druk zorgden voor 75 paardenkrachten, zo’n 25 pk meer dan in de gewone G36 Pégase. Maar in het midden van de jaren dertig was een dergelijk aantal pk’s al lang niets bijzonders meer voor een clientèle met een goed gevulde portemonnee die maar wat graag getrokken werd voor een auto in de topklasse. Of het aan het bescheiden aantal pk’s of aan andere oorzaken lag dat de roadster nauwelijks bekend werd vertelt de geschiedenis niet. Ook is het aantal stuks dat in Parijs gefabriceerd werd niet bekend. Het door Géo Ham getekende lijnenspel werd door de gerenommeerde koetswerker Figoni & Falaschi in metaal omgezet. We herkennen zijn stijl in niet alleen in de grote, lang uitgerekte en vrijstaande spatborden maar ook in de kleine details die de kunstenaar aanbracht. Noemenswaard zijn hier de licht gebogen, eigenlijk zeer bescheiden gevormde bumpers, de verchroomde opstapjes op de treeplanken en de twee als kleine wijzende vingertjes uitstaande achterlichten. Een grote tegenstelling daarmee vormden de gestrekte motorkap en de vlakke kofferbak, beiden zonder opsmuk vormgegeven in dezelfde strakke lijnen.

In 1940 werd de productie van automobielen bij het door de Joseph Lamy en Emile Akar in 1921 opgerichte Amilcar definitief beëindigd.